Afgelopen week stonk het enorm naar kattenpis op onze zolder! Terwijl je de trap opliep naar zolder toe, was de lucht onmiskenbaar. Tegen de tijd dat je boven aangekomen was, was je neus er echter aan gewend. Je hersens vonden dat je de boodschap maar gehad moest hebben. Hierdoor was het behoorlijk lastig te achterhalen waar de stank nu echt vandaan kwam.

Die gewenning noemen we adaptatie. Leuk dat je dit ook mag weten, zul je nu misschien denken…, maar dit stukje menselijk gedrag is wel degelijk interessant in het kader van muziek.

Verdoving

Om te beginnen is er een grote kans dat we verdoofd zijn als het gaat om het luisteren naar muziek. Tenslotte hebben we de hele dag muziek om ons heen. Op ons werk staat de radio de hele tijd aan, als we naar een bedrijf bellen, krijgen we vaak wachtmuziek te horen, in de winkel staat muziek op, en vaak is er buiten ook nog muziek. Het is de vraag hoeveel kans een muziekstuk nog heeft om ons echt te raken… Geniet af en toe eens van stilte.

Perfectionisme

Ook niet onbelangrijk is het feit dat het grootste deel van de muziek die we horen perfect is opgenomen. En dat geldt niet alleen voor de opnamekwaliteit, maar ook voor het spel. Dat levert weer het risico op dat we het spel aspect van muziek spelen uit het oog verliezen, en proberen te concurreren met een muzikant die in het echt niet bestaat. Er worden namelijk nauwelijks nog opnames gemaakt waar niet aan gesleuteld is. Dat geldt ook voor live opnames. Klassieke orkesten duiken vaak na een live opname nog de studio in om fouten te herstellen. Dat leidt er weer toe dat muzikanten met een geperfectioneerd alter ego van zichzelf moeten concurreren wat weer veel spanning met zich mee brengt. De kans is dan weer groot dat dit leidt tot RSI verwante problemen. Verlies het speelplezier dus niet uit het oog. En, zonder een pleidooi voor luiheid te willen houden, bedenk dat niemand perfect is.

Clichés

Een tijd geleden probeerde ik gitaren uit in muziekwinkels/ Ik speelde wat akkoorden een arpeggiopatroon dat afgeleid is van de flamencotremolo in quintolen. Dat is iets wat ik wel vaker doe. Het valt me niet meer op, en het zou niet bij me opkomen om het in een nummer te verwerken. Tenslotte is het maar één van mijn automatische piloot clichés’. Terwijl ik dit echter speelde in een winkel, merkte ik dat het personeel aan het luisteren was. Blijkbaar is mijn cliché soms dus voor iemand anders iets wat ze nooit eerder hebben gehoord. Een cliché is uiteraard soms gewoon een cliché. Maar het hoeft niet. Het kan ook zo eigen zijn voor jou persoon dat het alleen jou niet meer opvalt. En ook dat is dan weer een minder fortuinlijk aspect van adaptatie. Geef jezelf dus af en toe een kans, en kijk eens fris naar wat je doet.

28 – 12 – 2006